De afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit doet onderzoek naar de gevolgen van de decentralisatie van de jeugdzorg voor de jeugdzorgprofessional. Natuurlijk volg ik dit onderzoek met belangstelling. Inmiddels is een eerste publicatie verschenen:Bram Steijn en Joris van der Voet (2015) De duurzame arbeidsorganisatie en sociale motivatie in de jeugdzorg. Tijdschrift voor HRM speciale editie bij afscheid Willem de Lange, p.29-42. In vervolg op een eerdere mailwisseling met Bram Steijn stuurde ik hem op 5 november de volgende reactie: “Je conclusie dat bij hervormingen de effecten op organisaties en daarmee op medewerkers vaak niet worden meegewogen, is mij uit het hart gegrepen. Bezuinigingen (vaak een hoofddoel bij hervormingen) hebben vaak een grote impact op het personeel. Als ik naar mijn laatste, voormalige werkgever (de Bascule in Amsterdam) kijk, betekende dat het ontslag van veel ervaren en daardoor duur personeel en het verdwijnen van functies die erop zijn gericht de kwaliteit van het werk in stand te houden. In mijn boek over 40 jaar jeugdzorg wil ik beschrijven hoe de komst van drie wetten (de Wet op de Jeugdhulpverlening in 1989; de Wet op de Jeugdzorg in 2005 en de Jeugdwet in 2015) de jeugdzorg heeft afgeleid van wat zij eigenlijk had moeten doen: de verbetering van de kwaliteit, de invoering van bewezen effectieve programma’s en de zorg voor jeugdigen en hun ouders. In plaats daarvan moest het management en de uitvoering zich steeds bezig gehouden met het zich aanpassen aan de nieuwe wetgeving, weer een nieuwe bureaucratie en het in stand houden van de zorg. Daar valt veel over te vertellen. Ook uit jullie artikel blijkt weer dat de jeugdzorg zeer gemotiveerde medewerkers kent. Volgens mij is dat de laatste 40 jaar altijd het geval geweest. Ook daarom is het jammer dat de bureaucratie en bestuurlijke drukte zoveel van hun energie vraagt. Aan de andere kant blijven de opleidingen mensen leveren die de medemens wil helpen.”