Foutjes

Wat ging er fout in de publicaties?

Het lezen van allerlei boeken en brochures over de jeugdzorg in de afgelopen 40 jaar is niet altijd een genoegen. Soms kom je beschrijvingen tegen, waarin de werkelijkheid geweld wordt aangedaan. En dat gaat het niet om een eenvoudig verschil van mening tussen de schrijver(s) of schrijfster(s). Daar is goed mee te leven. Maar het gaat om aantoonbare onwaarheden of verdraaiingen van de feiten.
En soms is mijn ergernis zo groot, dat ik er wel wat mee moet doen. Die beschrijvingen komen in onderstaande lijst terecht.

Natuurlijk ben ik geïnteresseerd in jullie reacties hierop. Graag mailen naar: guusdebeer@40jaarjeugdzorg.nl.

Linde, M. van der, Basisboek geschiedenis Sociaal Werk in Nederland, Amsterdam, 2007

Bijzonder hardnekkig is het misverstand dat de BM niet de Belangenvereniging Minderjarigen, maar de Bond van Minderjarigen is. Ook in het boek van Van der Linde kwam ik dat weer tegen. En de ander (in dit geval Hellema, D. , Nederland in de jaren zeventig, Amsterdam, 2012) schrijft het weer over: “Eigenlijk werden in de jaren zeventig vrijwel alle aspecten van het persoonlijk leven inzet van maatschappelijke en politieke contestatie. Dit gold ook voor minderjarigen. In 1970 werd de Bond voor Minderjarigen opgericht, alsmede ‘alternatieve hulpverleningsorganisaties’ als Release en het Jongeren Advies Centrum (JAC). Deze organisaties zouden een actieve rol gaan spelen bij de hulpverlening aan minderjarigen, zoals kinderen die waren weggelopen uit het ouderlijk huis of internaten, of jongeren met drugsproblemen.”

Canon zorg voor de jeugd Nederland, website en boek

De canon over de alternatieve hulpverlening begint met: “De Sosjale Joenit in Den Haag, onderdeel van de ‘Experimentele Maatschappij’, was in 1970 het eerste initiatief dat zich als Alternatieve Hulpverlening afficheerde, niet veel later gevolgd door het Jongeren Advies Centrum (JAC) in Amsterdam. Rond dezelfde tijd nam de Bond voor Vrijheidsrechten het initiatief tot de oprichting van plaatselijke Releases, laagdrempelige inloopcentra voornamelijk gerund door jeugdige vrijwilligers waar jongeren uit binnen- en buitenland terecht konden met vragen over abortus, financiële problemen, kraakpanden, softdrugs en tal van andere onderwerpen.” In het artikel in Ons Amsterdam laat ik de geschiedenis van het JAC in Amsterdam in 1967 beginnen. Op 10 januari 1970 opende het JAC zijn deuren. Zij was daarmee de eerste gesubsidieerde instelling in Nederland. De Sosjale Joenit startte in juli 1968. Toen vonden de eerste - door vrijwilligers uitgevoerde - hulpverleningsactiviteiten van de Sosjale Joenit plaats. Release Amsterdam opende haar deuren – als eerste Release in Nederland – in februari 1970.

40 Jaar Jeugdzorg | Scan Voorgevel

Bakker, N., Noordman, J. & Rietveld-van Wingerden, M., Vijf eeuwen opvoeden in Nederland, idee en praktijk 1500 – 2000, Assen, 2006

Op pagina 411 tonen de schrijvers met de onderstaande tabel de daling aan van de residentiele zorg in de periode 1953 tot 1973: jaar tehuisplaatsen 1953 16.387 1963 16.261 1973 11.615 Zij baseren zich daarbij op een publicatie van Van der Ploeg uit 1999. Ze vermelden echter niet dat deze tabel alleen gaat over de tehuisplaatsen in de justitiële kinderbescherming, niet over de residentiële plaatsen in de BJ internaten en de kinderuitzending. Wanneer we die erbij betrekken is de daling nog veel groter.

Honderd jaar kinderbescherming

Lechner, Daniël (tekst), Jacques Dane (redactie), uitgave ter gelegenheid van het jubileum van de Raad voor de Kinderbescherming en de Kinderwetten (1905 – 2005), Amsterdam, 2006. Bij mijn vertrek bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam kreeg ik bovenstaand boek van de toenmalige directeur van de Amster­damse Raad voor de Kinderbescherming. Helaas heb ik het toen niet gelezen en kwam ik er pas nu aan toe. Veel van wat in het boek staat kan ik niet op zijn juistheid controleren, maar één van de pagina’s over ‘de kritiek van de revolutionaire garde’ wel. Klik om de onderstaande knop om te kijken wat er  op pagina 144 staat. De progressieve veldwerkers besloten, beginnend in Amsterdam, een heus systeem van alternatieve hulpverlening op te zetten (1). In 1970 werd het eerste Jongeren Advies Centrum opgericht. Tot de eerste medewerkers hoorden Simen de Jong, een prominent binnen de kabouterbeweging, die later ook gemeenteraadslid voor Amsterdam Kabouterstad werd, en Andrée van Es, de latere leider van de PSP (2). Het JAC was in eerste instantie bedoeld als een voorlichtingscentrum voor de flower power jongeren die de hoofdstaf begin jaren ’70 aanzoog (3). Als de jongeren problemen hadden met hun ouders of meer wilde weten over alle aangename dingen die God verboden heeft, konden zij bij de medewerkers van het centrum terecht (4). Het JAC stond daarbij altijd aan de kant van de jongeren. Gedaan was het met de bevoogdende en kindonvriendelijke benadering van jeugdigen, die van spontane, ontdekkende en experimenterende jongeren op zoek naar hun eigen identiteit slechte, ontaarde en verdorven objecten van interventie maakte. Behalve het JAC kwamen er nog meer alternatieven in de jeugdhulpverlening. De links-radicale Bond voor Vrijheidsrechten richtte Release, een eigen instelling, op. Daaraan gelieerd waren het Adviesburo Kinderbeschermings Konflikten (5), dat kinderen en ouders die zich gemangeld voelden door het systeem juridische bijstand gaf, en de Belangenvereniging Minderjarigen.De laatste was een soort vakbond voor jeugdigen die leefden in een tehuis of inrichting. De vereniging had al snel heel wat acties, bezettingen en demonstraties achter haar naam staan. In de jaren ’70 verschenen van de Belangenvereniging Minderjarigen een aantal zwartboeken over de rijksinrichtingen. Zij wisten de Rotterdamse hoogleraar prof. Hoefnagels aan hun zijde, die telkens (6) het vlammende voorwoord voor zijn rekening nam. Volgens Hoefnagels werden de kinderen meestal van het kastje naar de muur gestuurd. Niemand bekommerde zich écht om het lot van de kinderen. De bureaucraten deden braaf hun ambtelijke taakjes, maar niemand leek het meer te gaan om de hulpbehoevende kinderen zelf. Naast de JAC’s doken begin jaren ’70 in het hele land Sosjale Joenits (7) op, die dezelfde taakstelling hadden, maar nog radicalere en maatschappijkritischer uitgangspunten hadden. In aansluiting op de Belangenvereniging Minderjarigen richtten ouders van tehuiskinderen in 1974 de Bond van Ouders Minderjarigen op. Beide belangenverenigingen eisten meer inspraak in de gang van zaken in de inrichtingen. Zij bepleitten democratischer en bovenal meer respect voor de eigen aard van de geïnterneerde kinderen. Heropvoeding, tucht en discipline moesten op de helling. Daarvoor in de plaats moesten wederzijds begrip, onderling respect en stimulering van de ontwikkeling komen. Voor de bespreking heb ik het aantal onjuistheden op deze pagina maar even genummerd. Ik kom er tot 7, alleen op deze pagina. Je mag toch hopen dat de rest van de 221 pagina’s niet net zoveel fouten bevat. En dan nu de bespreking: (1) Volgens de ‘Canon zorg voor de jeugd’ was het de Sosjale Joenit in Den Haag, onderdeel van de ‘Experimentele maatschappij’ “in 1970 het eerste initiatief dat zich als Alternatieve Hulpverlening afficheerde, niet veel later gevolgd door het Jongeren Advies Centrum (JAC) in Amsterdam. Rond dezelfde tijd nam de Bond voor Vrijheidsrechten het initiatief tot de oprichting van plaatselijke Releases.” Ik ga in mijn boek uitgebreid op de start van de alternatieve hulpverlening in. Volgens mij zijn de beschrijvingen van zowel de ‘Canon’ als ‘Honderd jaar kinderbescherming’ niet volledig juist. Volgens mijn informatie dateren de eerste hulpverleningsactiviteiten van de Sosjale Joenit van juli 1968. JAC Amsterdam opende haar deuren in januari 1970. (2) Simen de Jong was niet bij de oprichting van het JAC betrokken. André van Es werd pas begin tachtiger jaren, toen het JAC al tien jaar bestond, medewerker. (3) Aan de wieg van het JAC staat de ambtelijke commissie “Coördinatie beleid Jeugdzaken, Sociale Zorg en Openbare Orde”, die in juni 1968 een groot aantal instellingen die met jeugd te maken hebben, uitnodigt om te komen tot de oprichting van een adviescentrum voor jongeren met als taken: informatie, hulp bij de oplossing van kleine problemen, motiveren en verwijzing naar behandelende instanties, geen wachtlijsten, bestaande voorzieningen meer toegankelijk maken. Voor de gemeente Amsterdam staan de gevaren rond het druggebruik, dat vooral in Fantasio en Paradiso de kop opsteekt, daarbij centraal. (4) ‘Bij leven en welzijn’, geschreven bij het vijf jarig bestaan van JAC Amsterdam geeft cijfers over de problemen van de bezoeker van het JAC:
• Algemene informatie: 21%
• Medisch probleem 5%
• Drugs 4%
• Abortus 7%
• Seksueel probleem 4% • Weglopers 7%
• Problemen thuis/werk/school 5%
• Juridisch probleem 22%
• Psychisch probleem 22%
• Niet te rubriceren 3%

(5) Het AKK werd opgericht door twee gescheiden vaders met een conflict met de Raad voor de Kinderbescherming. (6) Vrijwel alle zwartboeken zijn in mij bezit. Er is er slechts één met een voorwoord van Hoefnagels. (7) Alleen Den Haag kende een Sosjale Joenit.